Wat en wanneer drink je?
Als sporter is het belangrijk je vochtbalans op peil te houden, zeker wanneer je een lange duurloop plant of veel zweet.
Deze tips helpen je verder om te bepalen wat je voor, tijdens en na de training best drinkt.
Voor de training
Voorkomen is beter dan genezen. Zorg er daarom voor dat je voldoende drinkt voor de training, zo’n 150-300 ml water of dorstlesser. Drink ook voldoende water doorheen de dag. Je kan je urine als test gebruiken: ze zou waterig en bleekkleurig moeten zijn. Ziet ze er ‘dik’ en geel uit, dan heb je te weinig gedronken. Let er op dat je elke dag ongeveer 1,5 liter water drinkt, ook op een rustdag.
Tijdens de training
Van zodra je begint, verlies je al vocht. Hoe meer je zweet, hoe meer vocht je moet aanvullen. Drink zoveel als je zonder problemen aankunt: streef naar 125 à 250 ml per kwartier. Gebruik eens de test met de weegschaal om een idee te krijgen hoeveel vocht je verliest en dus zou moeten drinken. Weeg jezelf voor de training en ga trainen. Houd bij hoeveel je drinkt. Droog je nadien goed af en weeg je opnieuw. Het gewichtsverlies zou niet meer dan 1% – 1,5% van je lichaamsgewicht mogen bedragen: vul het verloren gewicht (= het verloren vocht) zo snel mogelijk terug aan! Ontdek ook het blogbericht “Het belang van hydrateren”
Na de training
Drink na afloop zoveel als nodig is om het verloren vocht aan te vullen. Wacht niet tot je dorst krijgt, omdat dat betekent dat je al uitgedroogd bent. Dorst is geen goede maatstaf voor het gehalte aan lichaamsvocht. Na de training dien je 1,5 keer je verloren vocht aan te vullen aangezien er steeds een deel van het vocht in je urine terecht zal komen.